Het is een regenachtige middag in Arnhem als de bedrijvigheid in restaurant ’t Zusje langzaam toeneemt ter voorbereiding op een avond vol gasten. Zeventig verschillende, kleine gerechten staan hier maar liefst op de kaart en in de keuken moeten de koks – bij ’t Zusje noemen ze hen “mooimakers” – al die gerechten kennen. Roy is een van de mooimakers en draait inmiddels heel goed mee in het team. ‘We hebben zeven verschillende “kantjes” in de keuken’, legt hij uit. ‘Bijvoorbeeld de grill, de friteuse, de sauzen en soepen of de salades. Op een avond blijf je continu op één kantje en doe je min of meer hetzelfde. Inmiddels kan ik op vier kantjes goed aan de slag, de andere moet ik nog leren kennen. Voor nu is dat prima voor mij. Het is hier vaak heel hectisch in de keuken doordat het restaurant vaak wel 150 gasten op een avond ontvangt. Dan gaan er in een paar uur tijd honderden gerechten de keuken uit, dus dan moet je goed weten wat je doet.’
Dappere stap
De druk die daarmee op het werk ligt, zag hij bij zijn sollicitatie als een uitdaging. ‘Waarom de lat niet meteen hoog leggen’, zei Roy tegen IPS-begeleider Johnny Milder van RIBW Arnhem & Veluwe Vallei. ‘Ik vond dat heel dapper van hem’, reageert Johnny. ‘Ik had wel even mijn twijfel, maar ik zag ook meteen zijn enthousiasme en gedrevenheid. Toen ik hem ging begeleiden, kwam koken als een belangrijk interessegebied naar voren. Hij kwam ook zelf met deze vacature. Roy is een jongen die de dingen graag goed en serieus wil doen, dus ik zag het ook als een mooie uitdaging voor hem.’ Dapper vond Johnny ook dat Roy in zijn sollicitatiebrief beslist wilde vermelden dat hij tot het doelgroepenregister behoort, ofwel een afstand tot de arbeidsmarkt heeft. Roy: ‘Ik wil daar geen twijfel over laten bestaan en meteen open zijn over wie ik ben. Ik heb een lichte vorm van autisme weten we sinds kort en ik heb last van depressies door een heftige, ingewikkelde jeugd. Door mijn autisme vind ik het ook moeilijk om sociale contacten aan te gaan en heb ik veel behoefte aan structuur in mijn werk en leven. De afgelopen jaren heb ik niet gewerkt. Sinds zeven jaar woon ik in een groepswoning van RIBW in Arnhem. Inmiddels ben ik zover dat ik begeleid zelfstandig kan wonen, het is alleen nog wachten op een geschikte woning.’
Zijn sollicitatie werd heel positief ontvangen door Robbie en Lisette van der Lugt, de eigenaren van ’t Zusje in Arnhem. Een lang gesprek was niet nodig. ‘Een uitgebreide brief of bespreking van het CV is niet aan ons besteed’, vertelt Robbie. ‘Ook zijn psychische kwetsbaarheid zien we niet als obstakel. In onze visie verdient iedereen een kans en die wilden wij Roy graag gunnen. We zeiden dus al heel snel: laat maar zien wat je kan. Dat is de beste manier om iemand te leren kennen.’ Johnny Milder was positief verrast over deze voortvarendheid. Samen met zijn collega-IPS-begeleiders heeft hij inmiddels al tientallen cliënten aan het werk gekregen de afgelopen jaren, maar zó snel gaat het doorgaans niet. ‘Ja, ik moet hier wel een pluim geven aan Robbie en Lisette ook. Ik vind het grote klasse dat ze Roy de kans geven in deze baan te groeien.’
Voordelen voor werkgever
Hoewel dat voor ’t Zusje geen doorslag gaf, heeft een werknemer met een uitkering vaak verschillende (financiële) voordelen voor een werkgever. Zo zijn er verschillende financiële tegemoetkomingen voor kandidaten en start een baan vaak met een proefplaatsing van twee maanden. In die periode wordt er geen salaris betaald en behoudt de werknemer zijn recht op uitkering. Na die periode kan er een zogenoemde loonwaardebepaling worden gedaan, waarbij een reëel salaris wordt afgesproken. In geval van verzuim door ziekte van de werknemer, zijn er in veel gevallen ook mogelijkheden voor looncompensatie door de gemeente of het UWV. ‘Wij blijven als IPS-trajectbegeleiders ook nog lange tijd verantwoordelijk voor ondersteuning. Ik heb regelmatig contact met Roy om te volgen hoe het gaat, maar ik ben er ook als een werkgever vragen heeft’, vertelt Johnny.
Roy heeft zijn proefplaatsing inmiddels ruimschoots achter de rug en is doorgestroomd naar een halfjaarcontract. Iets waar hij trots op is. ‘Ik ben ontzettend fijn opgenomen in het team en de collega’s hebben mij aan alle kanten geholpen om het werk te leren in de keuken. De sociale kant van het werk vind ik wel moeilijk nog. Dat is iets waar ik nog aan kan werken. Deze baan is daar juist ook een mooi begin voor. Veel collega’s zullen dat denk ik niet eens merken, ik weet ook niet eens of iedereen mijn levensverhaal hier kent. Dat maakt ook niet uit. Ik wil juist gelijk behandeld worden als anderen en dat gebeurt gelukkig ook. Ik wil hier net als iedereen heel hard en goed werken.’
Dat laatste is Robbie ook opgevallen. ‘Wij zijn heel tevreden over Roy. En wij behandelen hem ook niet anders dan anderen, net zoals Lisette en ik ook niet echt de baas willen zijn, maar meer een collega tussen alle andere mensen bij ’t Zusje. Roy is een fijne jongen om erbij te hebben, hij heeft al veel geleerd. We kunnen hem alleen nog niet op onze drukste dagen inzetten, want daarvoor is de hectiek in de keuken waarschijnlijk nog te groot. Dat geeft ook niet, dat is iets voor de toekomst wellicht. Eerst lekker twee dagen in de week meedraaien, dan kan hij mooi ervaring opdoen.’
Onderdeel van de maatschappij
Roy realiseert zich dat ook. In de toekomst zou hij best een dag extra willen gaan werken, maar alles op zijn tijd. In combinatie met ook een toekomstige verhuizing moet er ook niet teveel ineens op zijn bord komen. Hij is al heel blij om deze stap naar een reguliere, betaalde baan te hebben gezet. ‘Ik voel me weer meer onderdeel van de maatschappij. Je kan thuis blijven zitten en wachten tot je je beter voelt, maar dat wil ik niet langer. Ik ben goed genoeg om aan het werk te gaan en voor een deel mijn eigen kost te verdienen. Bovendien, een depressie zit met haken in je lichaam, die is niet zomaar weg. Ik kies ervoor om gewoon aan de slag te gaan en de draad op te pakken. Daar word ik heel blij van. Nu eerst deze baan en straks hopelijk ook een eigen huisje. Doordat ik nu werk, kan ik daar ook mooi voor sparen.’
Tekst en fotografie: Ivo Hutten